De boomtrul is enorm moeilijk te spotten, omdat hij ongeveer de grootte van een hand is en gecamoufleerd. Een boomtrul is een insect met een lang, dun, groen lichaam als een takje. Hij heeft lange, scherpe vingers waarvan hij er twee aan elke hand heeft. Hij heeft bruine ogen en ziet er over het algemeen uit als een streep-poppetje van schors en twijgen. De boomtrul is een boombewoner en is dus door zijn uiterlijk enorm goed gecamoufleerd in zijn natuurlijke habitat.

Een boomtrul dient als boombeschermer voor de boom waar hij in leeft. Deze boom is meestal een boom die gebruikt kan worden om een toverstaf mee te maken. De twijg-achtige vingers van een Boomtrul komen goed van pas om houtluizen uit de boom te halen, maar ze komen ook van pas als wapen. Boomtrullen zijn over het algemeen vreedzame wezens, maar ze kunnen gewelddadig worden als iets of iemand zijn boom, of het wezen zelf, bedreigd. De boomtrul zal dan zijn scherpe vingers op de ogen van zijn vijand richten.

Om bladeren of hout van de thuisboom van de boomtrul te nemen, moet je de Boomtrul afleiden met houtluizen of Fee-eieren.

Meerdere Boomtrullen bij elkaar, worden een tak genoemd.

Een Boomtrul heeft geen magische capaciteiten ondanks dat het wel een Fabeldier is.

Newt Scamander had rond december 1926 een tak Boomtrullen in zijn koffer.

In het schooljaar van 1995-1996 werden Boomtrullen bestudeerd in het vak Verzorging van Fabeldieren door vijfdejaars studenten op Zweinstein.

Boomtrul betekend in het Engels Bowtruckle. Het woord Bow komt uit een oud Schots dialect wat ‘wonen’ betekent. Tuckle betekent ‘ledemaat van de boom’ in een oud Engels dialect. Dit betekent ‘Een ondergeschikte positie innemen’.